Ik ben geboren in een dorp zonder stoplichten. Het telt twee cafés, twee kerken, één supermarkt, een museum, snackbar en drogist. Langs de weilanden die het dorp omzomen, groeten niet alleen de wandelaars maar ook de fietsers elkaar. Het geluid gedraagt zich er anders dan in de stad, omdat er minder bakstenen en minder lichamen zijn om tegen te kaatsen, om in te verdwijnen. Verdwijnen is in de smalle straten sowieso geen optie, alles is zichtbaar, bevindt zich aan de oppervlakte. Op mijn achttiende verliet ik het dorp, al kan ik niet met zekerheid zeggen dat ik er ooit echt ben weggegaan.
Inmiddels woon ik in Amsterdam, en wanneer mijn geboortedorp ter sprake komt, krijg ik van mijn in de stad geboren gesprekpartners een meelijwekkende blik toegeworpen. In hun ogen staat dorp gelijk aan: bekrompen, waarschijnlijk gelovig, conservatief, eenkennig.
‘Kunstgeschiedenis’ In het dorp bevond zich weliswaar een museum maar geen kunst. Althans, kunst, dat waren de dingen die in het Mauritshuis te vinden waren of bij mensen boven de bank hingen, en dat waren veelal reproducties van Herman Brood. De vrouw van de tandarts maakte aquarellen van koeien in het gras, die het niet verder dan de wachtkamer van haar man schopten. Malende koeien, met de suggestie van bewegende staarten en wuivende grassprieten. In het dorp werd niet over kunst gesproken, laat staan over kunstacademies. Het zou na mijn overtocht naar de stad dan ook nog vijf jaar duren voordat ik me aanmeldde voor de Gerrit Rietveld Academie. Er was een transitieperiode nodig, er was groei nodig. Nadat ik was toegelaten, zei een oom van me dat het kunstenaarschap niet valt aan te leren, dat het iets is waarmee je geboren wordt, of niet. Ik kreeg sterk de indruk dat hij me tot de laatste categorie rekende.
Op de kunstacademie leerde ik de klassiekers kennen waarmee ik tot dusver nauwelijks kennis had gemaakt, de canon die telkens weer wordt bestendigd. Ik had zo sterk het gevoel dat ik mijn gebrekkige kennis moest compenseren en mijn dorpse onwetendheid moest afschudden dat ik me vol overgave op het lesmateriaal ‘Kunstgeschiedenis’ stortte en per ongeluk de hoogste score van het gehele eerste jaar [removed]; Mijn eigen smaak begon zich ook te vormen. Ik werd fan van het werk van Ryan Trecartin, dat ver af stond van die onwrikbare canon. In zijn duizelingwekkende, buitenissige videowerk schept hij een wereld waarin iedereen onnavolgbare, fluorescerende make-up en slechte pruiken draagt terwijl ze in bizarre oneliners spreken die met iedere herhaling aan kracht winnen. Zijn werk draait om taal en de manier waarop we die inzetten om onszelf te representeren, zegt Trecartin. Het script is dan ook zonder uitzonder het domein waar hij ieder werk begint. Een beschrijving van de teksten zou onmiddellijk afbreuk doen aan hun charme en hun onbegrijpelijkheid.
|
15 thoughts on “De enige gay in het dorp”