Portrait de l’artiste par lui-même (XV), 1984 / Portrait de l’Artiste par lui-même (XI), 1984
Jef Cornelis: Bruce Nauman heeft ooit gezegd: ‘De ware kunstenaar helpt de wereld door verborgen waarheden te onthullen’.
Jan Vercruysse: Het is een illusie te denken dat de kunstenaar de waarheid zou onthullen. Wat de ware kunstenaar doet is rond de waarheid cirkelen, ernaar verwijzen, zich eraan verbranden, maar ze zeker nooit formuleren of onthullen. Als de waarheid echt gereveleerd wordt, is het leven ten einde. De waarheid is dodend. Eén van de krachten van de kunst is er te blijven ronddraaien en daardoor verder te kunnen gaan. Je zet alles stil als je de waarheid onthult. Het vuur waaraan je je verbrandt is iets om van af te blijven. Je leert er voorzichtig mee om te gaan. Maar Bruce Nauman is een zeer goed kunstenaar.
JC: Dat drijft je dus, de waarheid?
JV: Ja, zonder dat ik kan zeggen waar die is of waarop ze zich concentreert, maar er is een idee dat kunstenaars en filosofen gemeen hebben dat er zoiets als dé waarheid bestaat en dat je er een suggestie van kunt vormgeven in een werk of een reeks werken, waarvan je nooit kunt zeggen, dat is de waarheid, want dan is het uit, dood.
(…)
JC: Je zoekt communicatie, maar belemmert die ook?
JV: Ja, omdat communicatie het meest afschuwelijke is dat zou kunnen ontstaan. Ik maak werken om niet te moeten communiceren.
JC: Maskers zijn dan aangewezen?
JV: Ja. Alleen is het niet duidelijk wat een masker is en wat het niet is. Misschien is alles een masker. In mijn werk zijn maskers het minst masker van alle elementen die ik gebruik.
JC: Maskers verbergen. Is dat het essentiële?
JV: Nee. Het is een noodzaak. Daarvoor gebruik je technieken en theater. Bij de Grieken en Romeinen werden maskers gebruikt om karakters uit te beelden. Het is niet omdat dit soort theater uitgestorven is, dat het masker zijn betekenis heeft verloren. Als ik bijvoorbeeld een masker gebruik is het niet om een herinnering aan het verleden op te roepen. Ik gebruik het als een actueel element met al zijn mogelijke referenties erbij.
JC: Je gebruikte daarbij een fotografische techniek.
JV: Ik wilde die beelden overbrengen als zwart-wit-reproducties van tableaus, schilderijen. De aangewezen weg was fotografie en offsetdruk, zoals iedere reproductie van een schilderij, gerasterd, zwart-wit. Ik kijk enkel nog naar het beeld, niet meer naar verf.
JC: Zijn de connotaties van verf dan zo belastend?
JV: Nee. Maar bij het schilderen, wat je ook schildert, is het schilderen zelf een deel van het onderwerp en ik ben geen schilder. Ik kan niets doen met schilderkunst, maar daarmee heb ik geen uitspraak gedaan over schilderkunst.
(…)
JC: De kunstenaar heeft in elk geval toch met die kunsthistorische traditie te maken? Is dat dood hout?
JV: Nee, heel levend materiaal waar je elke dag andere, nieuwe dingen mee kunt doen. De geschiedenis van de kunst beschouw ik niet als vak, maar als iets waar je mee leeft. Indien de discipline kunstgeschiedenis het laatste woord zou hebben, was er geen kunst meer. Natuurlijk ken ik de geschiedenis van de kunst dankzij die discipline, maar ik kan ernaast gaan, doorlopen en naar werken kijken vanuit mijn eigen interesse. We zitten met al die kunstwerken en we blijven ernaar teruggaan en teruggaan. Het kunstwerk ontsnapt niet. Je kunt er wel nooit aan. Het is steeds te hoog of te ver, maar het is daar. En het blijft je terugroepen en terugroepen. Het blijft ongrijpbaar.
(Excerpten uit: Jef Cornelis, De kunst als noodzaak. Fragmenten uit een gesprek met Jan Vercruysse, Archis, nr. 5, mei 1992.)
____
De publicatie Portretten van de kunstenaar, uitgegeven door Yves Gevaert in 1997, brengt 123 fotowerken samen die Jan Vercruysse tussen 1977 en 1984 realiseerde. De werken worden hierbij gegroepeerd in reeksen, waarbinnen ze hun betekenis zowel aan zichzelf ontlenen als aan hun relatie tot elkaar.

De reeks ‘Portretten van de Kunstenaar door hemzelf’ bestaat uit 19 werken, waarvan Herbert Foundation nummers XI en XV in de tentoonstelling Distance Extended / 1979 – 1997. Part I presenteert. De reeks bouwt voort op het kunsthistorische thema van het zelfportret. Via de eigen beeltenis (houding, gelaatsuitdrukkingen, blik) presenteert de kunstenaar aan de toeschouwer een al dan niet geënsceneerd of geïdealiseerd zelfbeeld.
Vercruysse geeft via zijn ‘Portretten van de Kunstenaar door hemzelf’ echter niets prijs. De zwart-wit fotolitho drukken in zware lijsten tonen een gemaskerde kunstenaar in maatpak, gezeten aan een tafel voor een abstract-geometrische achtergrond. Wat hierbij opvalt is dat de kunstenaar het masker niet draagt, maar zichzelf voorhoudt.
In De Witte Raaf n°71 (1998) schreef Bart Verschaffel over de werken: “Ze kunnen niet zielkundig begrepen of ontleed worden. Ze zijn niet expressief, tonen geen naakt gezicht, kijken de toeschouwer niet in de [removed]; “Een portret”, zo vervolgt hij “is geen plaats van ontmoeting of van confrontatie, maar een geconstrueerde ‘persoon’ – letterlijk: een (toneel)[removed];
Tentoonstellingszicht Distance Extended / 1979-1997. Part I / foto: Yuri van der Hoeven
In bovenstaand interview met Jef Cornelis stelt Jan Vercruysse hoe hij in zijn werk het masker gebruikt “als een actueel element, met al zijn mogelijke referenties [removed]; Hij had toen onmogelijk kunnen voorspellen hoe het (mond)masker anno 2020 aan actualiteit zou winnen. Ook was het toen ondenkbaar dat het masker deel uit zou gaan maken van de dagelijkse realiteit waarbij niet altijd duidelijk is wie een masker draagt en wie een voorhoudt.
____
Vanaf zondag 20 september 2020 is de huidige tentoonstelling Distance Extended / 1979 – 1997. Part I. opnieuw open voor het publiek. In de reeks “Talking to” belicht Herbert Foundation bepaalde aspecten van de tentoonstelling aan de hand van interviews met de kunstenaars die deel uitmaken van de presentatie.
|
9 thoughts on “Herbert News : Talking to Jan Vercruysse”