Persis Bekkering schrijft maandelijks een column over de kunstwerken die haar blik op de wereld doen [removed];
Iemand vroeg me of ik notities wilde bijhouden over het leven in tijden van coronacrisis, vanuit mijn huidige schuilplaats in Berlijn. Hij verzamelt teksten om het dagelijks bestaan te documenteren, geïnspireerd op de dagboeken van eerdere historische momenten, oorlogen, rampen, die hij zo belangrijk vindt. Af en toe krabbel ik wat in mijn opschrijfboekje. Over het spandoek dat aan de overkant van de straat aan een balkon wappert, met ‘<3-lichen Dank allen’, hartelijk dank allen, en een hele lijst beroepen eronder, van artsen tot supermarktmedewerkers en trambestuurders, iedereen die in deze gevaarlijke situatie moet doorwerken. Over hoe ik me enkele dagen geleden voor het eerst angstig voelde bij het boodschappen doen, omdat ik tussen de schappen niet genoeg afstand van de mensen kon houden. Over hoe snel er solidariteitsnetwerken worden opgezet om kwetsbaren te helpen, zoals – veel Berlijnser wordt het niet – de precaire werkers van het [removed];
Ik haakte aan bij een live discussie op YouTube van internationale academici, ‘Sheltering Places: Thinking the Covid 19 Pandemic’. Het begon met een rondvraag langs verschillende sprekers over hun situatie, en terwijl een professor met opwinding in haar stem vertelde over het verstilde leven in Napels bedacht ik hoe weinig het eigenlijk toevoegt, een correspondent ter plaatse. We dobberen als een boei op het water, ogenschijnlijk heftig bewegend, maar verankerd aan de bodem van ons huis. Bijna iedereen zit thuis, op de mensen na die op het spandoek worden bedankt, en de zwaarst getroffen patiënten. De bewegingsvrijheid verschilt per land, maar dat zijn slechts gradaties. Wat zie ik nu van Berlijn behalve de binnenmuren van het huis en mijn dagelijkse rondje door het Mauerpark? Wat maakt het nog uit in welke stad ik ben? Een derde van de wereld staat op pauze. Dobberend op anderhalve meter afstand van elkaar delen we het heden.
En ik wil het weten, ik wil van iedereen horen hoe ze nu leven, hoe ze zich voelen, en of ze gezond zijn. Nooit eerder leek het heden een meer radicale breuk met het verleden. Zo praten we erover, mijn vrienden en ik, we voeren lange Skype-gesprekken, snaaiend en drinkend, waarin we proberen te begrijpen wat er gebeurt, heroïsch en overmoedig proberen we met actieplannen te komen om dit moment aan te grijpen voor verandering, voor revolutie, voor ‘een nieuwe wereld’. We zijn in verhoogde staat van alertheid. Verslinden de kranten, de voorbarige intellectuele duidingen van filosofen in livestreams. Ik slinger tussen wanhoop en hoop – wordt het universeel basisinkomen vanaf nu genormaliseerd, keert er een vorm van socialisme terug? Of is deze crisis de start van een nieuw politiek klimaat waarin de privacy van de burgers onder het mom van hygiëne zonder verzet kan worden ingeperkt?
Wat er was lijkt verouderd. De stukjes die ik vòòr de pandemie schreef en die nog moeten worden gepubliceerd: doodgeboren. De boeken die ik aan het lezen was: niet relevant, niet om door te komen. De ideeën die op de plank lagen om ooit uit te werken: incompatibel. Maar het heden is te glibberig, veel verder dan quarantainenotities kom ik niet. De straten zijn rustig, de winkels dicht, de vroege lentelucht intens blauw, geheeld van de littekens van kerosinesporen.
|
10 thoughts on “Opgesloten, totdat je bewijst dat je gewenst bent.”